Utrecht 15 februari 1825 - 's-Hertogenbosch 25 mei 1894Commissaris der Konings (1856-1894). Huwde in 1852 Elisabeth Henriëtta Johanna Bosch (15 maart 1833 - 's-Hertogenbosch 25 augustus 1884). In (pj) 1875 tevens lid Illustre Lieve Vrouwe Broederschap en erevoorzitter van het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen. In 1875 vermeld op de lijst van hoogstaangeslagenen voor ƒ 601,18. Saldo nalatenschap ƒ 1.201.859,-. Saldo nalatenschap echtgenote ƒ 1.085.999,56. In 1873/74 werd zijn inkomen ten behoeve van de hoofdelijke omslag geschat op ƒ 25.000,-, in omvang het vierde inkomen van de stad. In 1894 werd het jaarinkomen ten behoeve van de plaatselijke inkomensbelasting als hoogste ter plaatse geschat op ƒ 37.000,-. De echtgenote was in (pj) 1875 presidente van de Maatschappij tot verzachting van het lot van behoeftige kraamvrouwen. | 302 |
Gouverneur van Noord-Brabant van 1856-1894; onder zijn bestuur werd het provinciale wegennet belangrijk uitgebreid, de tol afgeschaft en het Brabantse spoorwegnet uitgebreid, in 1863 kwam de lijn Breda-Tilburg tot stand, in 1868 de lijn 's-Hertogenbosch-Eindhoven, in 1870 de lijn 's-Hertogenbosch-Utrecht, 1881 Den Bosch-Tilburg-Nijmegen. In zijn tijd kwam ook de uitbreiding van de industrie op gang, met Philips, Jurgens, Zwanenberg, de suikerindus- | 186 |
trie en wollenstoffenfabrieken. Hij liet f 10.000,- na om het Drakenfontein voor het Bossche station - naar ontwerp van ir. J.J. Dony - op te richten mede als herinnering aan zijn tweeling, die op 16-jarige leeftijd beiden overleden. | 187 |
Geboren 15 februari 1825 te Utrecht, overleden 25 mei 1894 te 's-Hertogenbosch; commandeur in de Orde van den Nederlandschen Leeuw, grootofficier in die van Leopold (België) en in die van den Gouden Leeuw van Nassau, ridder-grootkruis in die der Eikenkroon, laatst commissaris der Koningin in de provincie Noord-Brabant. Huwde 2 september 1852 te Utrecht Elisabeth Henriette Johanna Bosch, geboren 15 maart 1833 te Utrecht, overleden 20 augustus 1884 te 's Hertogenbosch. |
Nederland's Adelsboek (1924) 233-234; (1928) 227-228; (1931) 468; (1936) 227-228; (1939) 474; (1940) 436-437; (1953) 376; (1954) 332-333; (1959) 323; (1960) 295-296; (1981) 402
Maarten van Boven, Bossche Heeren : Een biografie van het Bossche sociëteitsleven 1789-2019 (2019) 157, 187
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 132-133
Klaasje Douma, De adel in Noord-Brabant, 1814-1918 (2015) 186; Bijlage 29, 93-97, 100-101, 103-105, 133, 138, 149-151
Maarten Duijvendak, Rooms, rijk of regentesk (1990) 72, 73, 89, 103, 152, 301-302, 364, 366, t7.4, t7.6, t7.8, t8.1, t8.3, t8.5
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 78, 92, 93, 94, 95, 96; II. 45, 51
J.J.M. Franssen, De Bossche arbeider in zijn werk- en leefmilieu in de tweede helft van de negentiende eeuw XXXIII/XXXIV (1976) II. 413
F.J. van Gaal, Socialisme en zelfstandige arbeidersbeweging in 's-Hertogenbosch 1886-1923 (1989) 33
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 82
W.J.F. Juten, Kwartierstaten van Nederlandsche Katholieken (1910) No. 16
P.Th.J. Kuyer, Rondom en in het gouvernement (1973) 94, 95, 104
Rob van de Laar, 's-Hertogenbosch 700 jaar : de historisch-allegorische optocht, 20 juli 1885 (1985) 19
Jan van Oudheusden, Geschiedenis van Brabant van het hertogdom tot heden (2004) 643
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 256, 267
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 256